BIJ MOOS WORDT NIET GEMEKKERD
door Peter Roggeveen
Koog aan de Zaan. Lang en hard werken voor weinig geld. En zuinig zijn. Meindert Moos draait er niet omheen.
Het runnen van een (brom)/fietsen zaak is vooral een kwestie van aanpakken en niet mekkeren over lange dagen.
Dat was een eeuw geleden niet anders, toen zijn grootvader Willem Carel in 1913 een fietsreparatiebedrijfje begon in een schuurtje van zijn ouders. De exacte oprichtingsdatum is niet bekend, waarschijnlijk in de zomer. Maar wel zeker is dat de 20 jarige oprichter in de loop van 1913 zijn bedrijfje voortzette als rijwielzaak in een pandje in de Dubbele Buurt van Koog aan de Zaan.
Een kasboek uit september 1913 bijgehouden in een keurig verzorgd handschrift, maakt duidelijk dat het geen vetpot was. Een paar voorbeelden: reparatie van een band twee dubbeltjes, rijwiel en bel nagezien een duppie, een kaars voor een fietslantaarn 2 cent, rijwiel gepoetst een kwartje. Klusjes waar je niet rijk van werd. "Het was pure armoede“.
Tussen de bedrijven door vervulde de jonge ondernemer zijn dienstplicht bij de Wielrijders Compagnie.
Na de dood van Willem Carel in 1950 werd de zaak voortgezet door zijn weduwe en een personeelslid.
De zaken liepen zo voorspoedig dat op 23 mei 1952 een nieuwe grotere winkel in gebruik werd genomen, eveneens in de Dubbele Buurt.
In 1952 trad de tweede generatie toe tot de zaak.
Zoon Willem Carel, vernoemd naar zijn vader, zegde zijn kantoorbaan bij Honig op om zich helemaal op de fietsen en bromfietsen te storten.
Het assortiment bestond naast Gazellefietsen uit het eigen merk Rapide, degelijke bromfietsmerken als Mobylette en Sparta en andere minder voor de hand liggende waren, zoals schaatsen en gloeilampen.
,,Een kwestie van meewaaien met de modegrillen " meent Meindert Moos.
,,Merken kwamen en gingen, van Kreidler en Zundapp tot Tomos en Vespa".
In 1960 werd de winkel op het huidige adres aan de Raadhuisstraat betrokken.
De euforie duurde maar kort, want in november van dat jaar overleed Willem Carel, op 41-jarige leeftijd.
Dat was het moment dat zoon Meindert, pas zestien jaar en met het ulo diploma op zak, bij de zaak werd gehaald.
,,Ik had weinig keus, er was een nieuwe winkel geopend. Mijn moeder stond er alleen voor en er waren nog twee personeelsleden."
Van zijn droom om te gaan varen kwam niets terecht.
In plaats van op een schip belandde hij bij de Gazellefabriek in het Gelderse Dieren om in zes maanden tijd het vak van fietsenmaker onder de knie te krijgen.
,,Een goede leerschool. Alle afdelingen heb ik doorlopen. Leerde er zelfs frames solderen."
Inmiddels staat hij meer dan 60 jaar aan het roer van de zaak, jaren lang met echtgenote Gerie als vliegende kiep in de winkel en werknemer André in de werkplaats.
Zijn passie voor fietsen en brommers gaat ver.
In de afgelopen jaren bouwde hij eigenhandig een imposant tweewielermuseum op, met de nadruk op Gazelle. Alle soorten en maten zijn vertegenwoordigd, tandems uit de jaren dertig, fietsen uit de jaren twintig en heel veel brommers. Verder vitrines vol met voorwerpen, zoals belastingplaatjes, carbidlantaarns, dynamo's, koplampen, en oneindig veel meer.
Hij wijst op een fiets van het merk Rapide. ,,Dat was het merk van mijn opa, een echt museumstuk uit de jaren dertig."
Nog een pronkstuk; een Gazelle-motorfiets met een JLO-motor van 100 cc uit 1935, in originele staat. ,,Een uniek ding en misschien zelfs ooit gekocht bij opa.". Hij is conservator en restaurateur tegelijk.
Ingelijst hangen de vakdiploma's van vader en zoon Moos. ,,Die heb je nu niet meer nodig. Op elke hoek van de straat vind je tegenwoordig een fietsenzaak.".
Tussen de bedrijven door redde hij nog een 18e-eeuws koopmanshuis en een pakhuis, gelegen naast de zaak, van de ondergang.
Met veel gevoel voor historie restaureerde hij beide panden.
Aan stoppen denkt hij nog niet. ,,Ik ben nog fit en maak weken van zestig tot zeventig uur.". ,,Mijn grootmoeder werd 97, mijn moeder is 94 en ik wil 100 worden. Maar dan nog vrees ik dat ik tijd te kort kom". Zijn kleinzoon helpt af en toe een handje in de zaak. Hij is nog jong, maar misschien wordt dat mijn opvolger. Ik moet dus nog even volhouden."
De spreuk op een wandbordje in de gang is hem uit het hart gegrepen; ' Wie niet steelt of erft, moet werken tot hij sterft '